
HISTORIEK
De oorspronkelijke villa werd rond 1868 gebouwd in opdracht van grootgrondbezitter Benjamin Crombez, naar de plannen van de Doornikse architect De Man-Bogaert. De luxueuze residentie, bekend als "La Villa des Lapins", dankte haar naam aan de vele afbeeldingen van konijnen die overal in en rond het gebouw te vinden waren. Deze kwamen in diverse vormen voor: opgevulde konijnenfiguren van stro, porseleinen en houten beeldjes, afbeeldingen in glas-in-loodramen en op klokken, en zelfs cementen konijnen aan de voorgevel. Wanneer Benjamin Crombez in de badplaats verbleef, wapperde de vlag van Nieuwpoort-Baden – een geel veld met een konijn – op het dak van de villa. Dit symbool verwees naar de talrijke “dunekeuntjes” in het omliggende duinengebied, dat destijds een uitgestrekte, ongerepte natuur vormde en regelmatig het toneel was van grote jachtpartijen, zoals die van 14 augustus 1876 met koning Leopold II.
De Eerste Wereldoorlog bracht echter een tragisch einde aan de villa. Op 13 oktober 1914 verbleef koning Albert I er voor een dag, maar op 11 november 1914 werd het gebouw door brand volledig verwoest. In 1920 begon men met plannen voor de wederopbouw. Onder leiding van Leon Verlinden en Louis Joyeux werd eerst de bekende “boyau cave” verwijderd, een lange loopgraaf die zich uitstrekte van Oostduinkerke tot het Hendrikaplein, met hier en daar uitgangen, waaronder bij de huidige IJzerstraat.
In 1924 verrees het nieuwe gebouw, met een gevelbreedte van 62 meter, in Normandische stijl. Het complex omvatte een grote villa, een kleinere villa en een serre. Het imposante dak werd doorbroken door dakkapellen en standvensters, en aan de achterzijde, langs de "Voie Auguste" (de vroegere naam van de Albert I-laan), lag een open tuin. Het beheer van de villa was in handen van de conciërges Louis Joyeux en Georges Levecque. Prins Karel bracht regelmatig een bezoek aan het gebouw.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de villa bezet door de Duitse overheid. Na de bevrijding, van mei 1945 tot september 1946, diende het gebouw als kazerne voor de ontmijningsdienst van het Belgische leger. In 1947 werd het een A.E.P.-tehuis voor oorlogswezen, gefinancierd door de Belgische staat.
In december 1949 werd de villa aangekocht door de vzw Kindervreugde, die het openstelde voor sociaal toerisme. In 1981 werd het gebouw opgenomen in de lijst van het Belgisch cultuurpatrimonium en geklasseerd als beschermd stadszicht. Aanvankelijk werd de villa enkel in juli en augustus gebruikt voor kindervakanties, maar later kreeg ze een multifunctionele invulling. Gepensioneerden, diverse organisaties, scholen en gezinnen konden er het hele jaar door terecht.